Oefeningen NT1 – Eindniveau – Werkwoorden           

 

 

1. Tegenwoordige tijd (TT)

 

ik- vorm

 

jij-vorm

 

hij-vorm

 

Enkelvoud (ik, jij, hij)

 

TT in enkelvoudige zinnen

 

TT in samengestelde zinnen

 

 

 

2. Voltooid deelwoord (VD)

 

 

3. Verleden tijd (VT)

 

Werkwoorden die van klank veranderen

 

Werkwoorden die niet van klank veranderen

 

Zwakke en sterke werkwoorden

 

 

 

4. Gemengde tijden

 

 

 

5. Engelse werkwoorden

 

 

 


Tegenwoordige Tijd (TT)

ik-vorm                                                                                                                resultaat

1. Typ de stam

 

 

2. Typ de stam

 

 

3. Typ de stam

 

 

4. Typ de stam

 

 

5. Typ de stam

 

 

8. Typ de ik-vorm in de zin

 

 

9. Typ de ik-vorm in de zin

 

 

10. Typ de ik-vorm in de zin

 

 

9. Typ de ik-vorm in de zin

 

 

10. Typ de stam van het gegeven werkwoord

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

jij-vorm                                                                                           Resultaat

1. Typ de jij-vorm  (let op de plaats van het woord 'jij')

 

 

2. Typ de jij-vorm

 

 

3. Typ de jij-vorm

 

 

4. Kies de juiste laatste letter (Jij kom NA de persoonsvorm!)

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

hij-vorm                                                                                         Resultaat

1. Typ de hij-vorm

 

 

2. Typ de hij-vorm

 

 

3. Typ de hij-vorm

 

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

Enkelvoud (ik, jij, hij)                                                                   Resultaat

1. Typ het werkwoord

 

 

2. Typ het werkwoord

 

 

3. Typ het werkwoord

 

 

4. Vul de laatste letter van de persoonsvorm in

 

 

5. Vul de laatste letter van de persoonsvorm in

 

 

6. Vul de juiste vorm van het werkwoord in

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

Enkelvoudige zinnen                                                                  Resultaat

1. Klik op het juiste werkwoord

 

 

2. Typ de juiste vorm van 'worden'

 

 

3. Typ d, t of dt

 

 

4. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

5. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

6. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

7. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

8. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

9. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

10. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

11. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

12. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

13. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

14. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

15. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

16. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

17. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

18. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

19. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

20. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

21. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

Samengestelde zinnen                                                               Resultaat

1. Typ het werkwoord in de TT

 

 

2. Typ het werkwoord in de TT

 

 

3. Typ het werkwoord in de TT

 

 

4. Typ het werkwoord in de TT

 

 

5. Typ het werkwoord in de TT

 

 

6. Typ het werkwoord in de TT

 

 

7. Typ het werkwoord in de TT

 

 

8. Typ het werkwoord in de TT

 

 

9. Typ het werkwoord in de TT

 

 

10. Typ het werkwoord in de TT

 

 

11. Typ het werkwoord in de TT

 

 

12. Typ het werkwoord in de TT

 

 

13. Typ het werkwoord in de TT

 

 

14. Typ het werkwoord in de TT

 

 

15. Typ het werkwoord in de TT

 

 

16. Typ het werkwoord in de TT

 

 

17. Typ het werkwoord in de TT

 

 

18. Typ het werkwoord in de TT

 

 

19. Typ de juiste pv in de TT - tekst

 

 

 

 

2.  Voltooid deelwoord                                                                Resultaat

 

1. Klik op het voltooid deelwoord

 

 

2. Typ het VD

 

 

3. Typ het VD

 

 

4. Typ het VD

 

 

5. Typ het VD

 

 

6. Typ het VD

 

 

7. Typ het VD

 

 

8. Typ het VD

 

 

9. Typ het VD

 

 

10. Typ het VD

 

 

11. Typ het VD

 

 

12. Typ het VD

 

 

13. Typ het VD

 

 

14. Typ het VD

 

 

15. Typ het VD

 

 

 

 

3.  Verledentijd                                                                             Resultaat

werkwoorden die van klank veranderen (sterke werkwoorden)

1. Typ de PV in de VT

 

 

2. Typ de PV in de VT

 

 

3. Typ de PV in de VT

 

 

4. Typ de PV in de VT

 

 

 

 

3.  Verledentijd                                                                             Resultaat

werkwoorden die niet van klank veranderen (zwakke werkwoorden)

1. Typ de PV in de VT

 

 

2. Typ de PV in de VT

 

 

3. Typ de PV in de VT

 

 

4. Typ de PV in de VT

 

 

5. Typ de PV in de VT

 

 

6. Typ de PV in de VT

 

 

7. Typ de PV in de VT

 

 

 

 

3.  Verledentijd                                                                             Resultaat

Zwakke en sterke werkwoorden

1. Typ de PV in de VT (enkelvoud)

 

 

2. Typ de PV in de VT (enkelvoud)

 

 

3. Typ de PV in de VT (enkelvoud)

 

 

6. Typ de PV in de VT (meervoud)

 

 

7. Typ de PV in de VT (meervoud)

 

 

8. Typ de PV in de VT

 

 

9. Typ de PV in de VT

 

 

10. Typ de PV in de VT

 

 

11. Typ de PV in de VT

 

 

12. Typ de PV in de VT

 

 

13. Typ de PV in de VT

 

 

14. Typ de PV in de VT

 

 

15. Typ de PV in de VT

 

 

16. Typ de PV in de VT

 

 

17. Typ de zin in de VT

 

 

 

 

4.  Gemengde oefeningen                                                          Resultaat

 

1. Klik op het juiste werkwoord

 

 

2. In welke tijd staat het werkwoord?

 

 

3. Typ het werkwoord in de andere tijd

 

 

4. In welke tijd staat het werkwoord?

 

 

5. In welke tijd staat het werkwoord? (sleep)

 

 

6. Typ het werkwoord in TT en VT

 

 

7. Typ het werkwoord in TT en VT

 

 

8. In welke tijd staat het werkwoord?

 

 

9. Typ het werkwoord in TT en VT

 

 

10. Typ het werkwoord in TT, VT of VD

 

 

11. In welke tijd staat het werkwoord?

 

 

12. In welke tijd staat het werkwoord, duid aan of er klankverandering is

 

 

13. Typ het werkwoord in de juiste tijd

 

 

14. Typ de zin zonder fout

 

 

15. Klik op het foute werkwoord

 

 

16. Typ het werkwoord in de juiste vorm

 

 

17. Typ het werkwoord in de juiste vorm

 

 

18. Typ het werkwoord in de juiste vorm

 

 

19. Typ het werkwoord in de juiste vorm

 

 

 

5.  Engelse werkwoorden                                                           Resultaat

 

1. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

2. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

3. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

4. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

5. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

6. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

7. Welke zin is juist?